Sperwer


sized_Sperwer IMG_2142

Het kan je zo maar overkomen. In de winter tijdens het voeren van de vogels op de voederplank flitst een grijze schim door de tuin en stuiven alle zangvogels alarmerend de struiken in. Het is een typische waarneming van een sperwer. Wie geluk heeft kan deze behendige achtervolger zien zitten met een prooi: een koolmees of soms zelfs vogels zo groot als een turkse tortel of zanglijster. De gele iris valt dan op, net als de fijn gebandeerde borst en de dunne maar krachtige, gele poten. Opvallend is het grote verschil in formaat tussen mannetje en vrouwtje. Vrouwtjes zijn groter en zwaarder dan mannetjes en jagen op grotere prooien dan mannetjes.

sized_IMG_1983Ik had het geluk deze ervaring mee te maken. Een sperwer in de tuin die een spreeuw te pakken had. Op onze berk deed hij zich tegoed aan een heerlijke maaltijd. Ik neem aan een “zij” is. Vrouwtje heeft namelijk een donkergrijs verenkleed, met witte borst en zwarte horizontale strepen, duidelijke wenkbrauwstreep en gele iris.En dat is duidelijk te zien op de foto. Lengte mannetje 29-34 cm: Spanwijdte 58-65 cm. Lengte vrouwtje 35-41 cm; Spanwijdte 67-80 cm.

sized_IMG_2001De sperwer behoort tot de havikachtigen (Accipitridae) en is het gehele jaar in ons land te zien (jaarvogel). Ook zijn er in de winter talrijke doortrekkers vanuit Scandinavië. Het aantal broedparen bedroeg in 2000 tussen de vier- en vijfduizend paren.

sized_IMG_2106

Sperwers broeden van april tot juli. Precies dé periode dat er veel jonge zangvogels zijn uitgevlogen. Er is dus veel voedsel voorhanden. Sperwers, eens schuchtere bosvogels, komen tegenwoordig steeds vaker voor in dorpen en steden. Ze broeden het liefst in monotone naaldbossen of in loofbossen met een florerende ondergroei van struiken. Ze hebben één legsel met 4 – 6 eieren.

De balts van Sperwers begint eind maart, begin april. Beide partners bouwen aan het nest. Het mannetje vooral in het begin en het vrouwtje op het eind. Ze gebruiken dode takjes die ze zelf afbreken. Nieuwe Sperwernesten zijn te herkennen aan takjes met een vers breukvlak. Nadat het nest gereed is, duurt het nog een paar dagen voor er eieren worden gelegd. Vanaf de laatste fase van de nestbouw jaagt het alleen het mannetje. Dat blijft zo tot de jongen bijna twee weken oud zijn. Vanaf dan gaat ook het vrouwtje weer jagen.

sized_IMG_2218In vergelijking met het aantal sperwers in de jaren zeventig is het aantal sterk gestegen. Dit komt voor een groot deel door het verbod op giftige landbouwstoffen. Het lijkt erop dat het aantal sperwers de laatste jaren iets afneemt. Mogelijke oorzaken hiervoor zijn: toename van haviken (grooste vijand van de sperwer), afname van de huismus en afname van het areaal aan middeloud bos, juist de voorkeurshabitat voor jagende sperwers. Zo hoorde ik in een televisieprogramma dat de sperwers in het natuurgebied De Planken Wambuis verdwenen zijn door de haviken.

sized_IMG_2309

Nederlandse Sperwers blijven de gehele winter in het eigen broedgebied. Al na 26 dagen verlaten de jonge mannetjes het nest en de vrouwtjes doen dat na 30 dagen. Ze kunnen dan nog niet zo goed vliegen en al helemaal niet jagen. Ze worden nog drie tot vier weken door de ouders verzorgd.Nadat ze voor zich zelf moeten zorgen, verlaten jonge Sperwers het territorium waarin ze geboren zijn. In hun eerste najaar vestigen ze zich in een eigen territorium, waar ze verder hun hele leven blijven. Verder dan circa 50 km van de geboorteplaats gaan ze zelden. De mannetjes vestigen zich gemiddeld een stuk dichter bij de geboorteplaats dan de vrouwtjes.

sized_IMG_2184

Het geluid van de sperwer: http://www.soortenbank.nl/BIS/qtmovie.php?pagetitle=Accipiter%20nisus%20zang/roep&thisurl=vogels/pictures/accipiter_nisus_song.mov&width=400&height=200

En een video van een sperwer in een tuin. Zou ook jouw tuin kunnen zijn:
http://www.youtube.com/watch?v=tlHakkLHjXQ

Bronnen: Vogelbescherming Nederland, Werkgroep Roofvogels Zeeland en Soortenbank, You Tube

Edelhert

sized_IMG_8494

Het edelhert komt al sinds pre-historische tijden in Nederland voor, er zijn veel versteende beenderen gevonden uit de laatste ijstijd. Sinds begin vorige eeuw verdrongen naar de Veluwe, waar het op de arme zandgronden moet overleven.
Het edelhert is een sociaal levend dier dat rust, ruimte en variatie in voedsel nodig heeft, zelfs op de Veluwe is dit vaak een probleem.
Een mannelijk dier heet hert en een vrouwelijk dier hinde.
Leeft het grootste deel van het jaar in kuddeverband, roedels genaamd.
Een hert weegt maximaal 225 kg met een schouderhoogte van 130 cm, een hinde, kleiner, tot 125 kilo.

Het edelhert is ons grootste levende zoogdier, is volledig beschermd en er wordt dus slechts bejaagd uit oogpunt van beheer.
De mens is zijn enige bedreiging, er vallen jaarlijks veel verkeersslachtoffers. Van luchtballonnen raken edelherten in paniek, ook struinende honden en lawaai makende recreanten hebben dit effect.
Op de Veluwe leven edelherten in feite op een eiland en is een jaarlijks afschot, gelijk aan het aantal geboorten min de verkeersslachtoffers, verplicht door de overheid. Zou dit niet gebeuren dan zouden de edelherten eerst hun eigen leefgebied grotendeels vernietigen en daarna zou de voedselsituatie hun aantal reguleren.

sized_IMG_8471

Er zijn hertenroedels en roedels met voornamelijk vrouwelijke dieren, kaalwildroedels genoemd. Voor een herkauwer bestaat de dag uit eten, herkauwen, voortbewegen, sociaal contact en rusten. Naast grassen, met name bochtige smele, eten zij ook jonge hei, kruiden, boomknoppen, twijgen, blad van loofbomen, bosbessen en in de herfst zijn ze gek op eikels en ook wel kastanjes. In de winter ook heide en dennennaalden.

IMG_8440 bew

Een hert heeft een gewei, een hinde niet. Het gewei wordt elk jaar afgeworpen in het vroege voorjaar en daarna groeit er in vier maanden tijd weer een nieuw gewei, dat tot op een leeftijd van 12 jaar steeds groter wordt, daarna verliest het hert aan kracht en wordt het gewei weer kleiner. Het hert gebruikt het gewei als imponeermiddel en soms om mee te vechten. Het gewei groeit in het voorjaar, is soms wel 10 kg zwaar. Indien in de groeiperiode het gewei wordt beschadigd, heeft dat meestal geen blijvende gevolgen. Het gewei zal volgend jaar weer normaal groeien. Nadat de bast (vel) er in augustus wordt afgeschuurd (geveegd), is het gevoelloos.
Op de foto hierboven (eind april) is te zien dat het gewei nieuw is en nog moet uitgroeien. Bij volwassen herten is het gewei normaliter rond juli uitgegroeid en begin augustus volledig verbeend. In het algemeen geldt dat de geweivorming bij oudere herten eerder begint en eerder voltooid is als bij jongere herten.

sized_IMG_8426

Een hinde krijgt elk jaar tussen eind mei en half juni na een draagtijd van tussen de 33 en 34 weken een kalf. Het kalf blijft twee jaar bij de moeder, zodat men vaak een hinde met een eenjarig dier en een klein kalf ziet. Dit noemt men een familieverband en enkele families bij elkaar heet een roedel. Een ervaren hinde geeft leiding aan het roedel, zij wordt de leidhinde genoemd.

sized_IMG_8487

Het reukorgaan, de windvang oftewel de neus is goed ontwikkeld en dat is van groot belang bij het vinden van dieren van het andere geslacht, het zoeken van voedsel en het waarnemen van vijanden. Het hert heeft een geurklier bij het enkelgewricht. Hiermee wordt geur aan het struikgewas afgeven. De stuitklier geeft tijdens de bronst een reukspoor af aan de lucht. Om de geur op te snuiven heft het mannelijk hert de kop op en maakt rare bewegingen met de lippen en steekt zijn tong naar buiten. Dit noemt men flemen. Vanaf half september is het burlen van de herten te horen in de Veluwse bossen. De hertenroedels zijn dan al uit elkaar gevallen en voormalige vrienden zijn nu even aartsrivalen.

sized_IMG_8183

Er zijn drie bronstperioden, de voor-, hoog- en nabronst. In de voorbronst staan de jongere herten nog bij de kaalwildroedels en gaan verjaagd worden door de veel zwaardere soortgenoten.  Tijdens de hoogbronst komen de gevechten pas goed op gang. Vooral wanneer het wat kouder is, klinken in de nacht en vroege ochtend de zware burlende stemmen van de herten. De kapitale herten hebben dan bezit genomen van de bronstroedels en ze doen hun uiterste best de hinden bij elkaar te houden en te verhinderen dat ze de dekking in verdwijnen. Steeds weer zullen de geringere stukken, die geen kans zagen een roedel bronstige hinden te veroveren, proberen zich tussen het plaatshert en zijn hinden te dringen, wat dan weer de gevechten tussen deze herten en het plaatshert oplevert. In de nachtelijke stilte is duidelijk het tegen elkaar kletteren van de geweien te horen. Terwijl het gevecht zich voortzet, verplaatst het gevecht zich. De sterkste herten, plaatsherten, proberen zoveel mogelijk hinden te veroveren en rivalen worden met imponeergedrag verjaagd. Lukt dit niet dan volgt soms een gevecht op leven en dood. Soms ook letterlijk; de geweien blijven in elkaar haken en de herten sterven van uitputting. Valt een hert, dan maakt het grote kans geforkeld te worden, de rivaal steekt met zijn gewei diep in het lichaam. Na een paar dagen is het plaatshert zo moe dat het wordt verjaagd door een rivaal. De hoogbronst duurt in de regel niet langer dan een week en dan volgt geleidelijk aan de nabronst. Zijn er nog een paar bronstige hinden, dan wordt het dringen. Soms zwerven er tien herten rondom de hinde. Tot een gevecht zal het vaak niet meer komen; de herten zijn te vermoeid. In de tweede week van oktober is het afgelopen. De herten zijn sterk zo vermagerd en vermoeid, dat ze overdag vele uren slapen en niet waakzaam meer zijn. Merken ze toch gevaar op, dan lopen ze weinig gehaast weg.

sized_IMG_8452

De kleur van het edelhert is in de zomer roodbruin, daarom roodwild, in de winter grijs. Het edelhert komt voor op de Veluwe, in de Oostvaardersplassen en in Limburg/Brabant. Aantal (voorjaarsstand 2013): op de Veluwe in de vrije wildbaan ca. 1600 stuks,  waarvan in het Kroondomein 220, Hoge Veluwe 220, Deelerwoud 80. Weerterbos 24 stuks. Oostvaardersplassen 2400, (Zomerstand kan 50-75% hoger liggen).

sized_IMG_8509Alle foto’s op deze pagina zijn genomen bij Wildpark Het Aardhuis in Hoog Soeren (nabij Apeldoorn). De teksten zijn grotendeels afkomstig van http://www.hetedelhert.nl.

Hieronder een video (bron: www.youtube.com/@borninfreedom)

Vliegenzwam

Op een grote paddenstoel, rood met witte stippen. Zat kabouter Spillebeen heen en weer te wippen. Krak, zei toen de paddenstoel. Met een diepe zucht, allebei de beentjes, hoepla in de lucht. Aldus een bekend kinderversje.

De vliegenzwam, beter bekend als de paddenstoel rood met witte stippen, wordt vaak verbonden met kabouters. Zo onschuldig is de vliegenzwam niet. De bloedrode kleur zegt immers in de natuur: “gevaar”. Een vliegenzwamvergiftiging kan zowel op de maag als op de darm inwerken. Tevens kan het gif leiden tot psychische uitvalverschijnselen (ontremming, razernij).

vliegenzwam_mossen4

Hiernaast een tekening van de vliegenzwam met de hoofdonderdelen van de paddenstoel.

De paddenstoel begint als een knol (de beurs) en bij het groeien ontstaat de hoed en de ring (meestal manchet genoemd).

De vliegenzwam behoort tot de lamellen- of plaatjeszwammen. Op de foto hieronder zijn de lamellen aan de onderkant van de hoed duidelijk te zien.

Over de herkomst van de naam zijn er verschillende versies. Zou iets met demonen (vliegen) kunnen zijn of de hallucinerende werking van de vliegenzwam bij inname. Meer hierover op de website Soortenbank (link na laatste foto).

Vliegenzwam, onderzijde.

Vliegenzwam, onderzijde.

Het lijkt alsof de zon schijnt. Op de zijkanten van de wittige, vrije, dicht opeenstaande, weke plaatjes bevinden zich de sporen. Wat je op deze foto (boven de steel en de spin) ook ziet is het manchet. Dit hangend manchet begint ter hoogte van de plaatjes. Dit manchet is een omhulsel dat de plaatjes bedekte voordat de hoed zich uitspreidt, zoals de foto hieronder.

IMG_1317 kleinHet manchet is nu nog niet aanwezig. De witte stippen zijn de resten van een wit omhulsel dat het jonge vruchtlichaam beschermd. In het begin zit een 1 cm breed, gewelfd hoedje op een 3 cm dikke knol. Met het uitspreiden van de hoed wordt het gedeeltelijk omhulsel van de vliegenzwam uit elkaar getrokken. Die wratten, formeel velumvlokken, zijn op de onderstaande foto te zien aan de knol van de vliegenzwam.

Mastbos 055 kleinDe vliegenzwam (Amanita muscaria) komt in loof- en naaldbossen voor, vooral bij sparren en berken. De steel is 10 tot 25 cm hoog en 1 tot 3 cm dik. De hoed kan 10 tot 20 cm breed worden. Op de foto hieronder, genomen bij de ingang van boswachterij Gieten-Borger in Drenthe, stond deze kanjer.

IMG_1404 kleinHoewel de vliegenzwam bekend staat als “rood met witte stippen”, verkleurt de paddenstoel van rood naar oranje. Meestal als de hoed is uitgespreid en soms al eerder.

IMG_1057 klein

Paddestoelen Branbamt en Oostvoorne 511 kleinIn de laatste fase van deze paddenstoel buigt de hoed zich omhoog, zoals te zien is op de onderstaande foto.

IMG_1400 - kleinDe smaak is nootachtig. Lijkt mij heerlijk, maar vanwege de giftigheid niet aan te bevelen. Dus alleen kijken of, zoals ik heb gedaan, fotograferen. Hieronder nog een paar foto’s van deze sprookjesachtige paddenstoel.

IMG_4727 kleinIMG_5775 kleinIMG_6399 klein

IMG_6351 kleinIMG_5740 kleinPaddestoelen Branbamt en Oostvoorne 509 kleinwebsite Soortenbank: http://www.soortenbank.nl/soorten.php?soortengroep=paddenstoelen&record=Amanita+muscaria

 

Dagpauwoog

De dagpauwoog is een van de bontst gekleurde en bekendste soorten vlinders in Europa en ook delen in Azië. De vlinder heeft een groot verspreidingsgebied vanwege zijn belangrijkste voedselplant,  de brandnetel. En daar hebben we er genoeg van. Een dagpauwoog vinden mag dus geen probleem zijn.

De dagpauwoog (Aglais io, vroeger: Inachis io) is een middelgrote dagvlinder uit de familie Nymphalidae en de onderfamilie aurelia’s (Nymphalinae). De dagpauwoog is dankzij de paarsblauwe oogvlekken op een oranjerode achtergrond zelfs door een leek moeilijk te verwarren met enige andere vlinder. De dag(-)pauwoog dankt zijn Nederlandse naam aan de dagactieve levenswijze en de vlekken op de vleugels. Deze zogenaamde oogvlekken of ocelli hebben iriserende blauwe en paarse kleuren en doen denken aan de oogvlek op een staartveer van een mannelijke pauw.

De vlinder heeft geen echte voorkeur voor een bepaald leefgebied, als het maar zonnig is en er bloemen zijn om nectar uit te zuigen. Daarom is de soort vooral te vinden in bloemrijke graslanden, maar ook tuinen worden veel bezocht. Vooral als er planten als de vlinderstruik in staan. Met de vlinderstruik in onze tuin is het slechts wachten tot de struik gaat bloeien en het zonnetje gaat schijnen. Camera pakken en schieten maar.

Omdat brandnetels algemeen voorkomen, kan de vlinder zich prima ontwikkelen in slecht onderhouden tuinen, slootkanten, industrieterreinen, braakliggende stukken grond, bosranden, vuilstortplaatsen, tuinen, parken, wegbermen, spoordijken, et cetera. Als je tuin dus vol met onkruid staat, kun je altijd nog zeggen dat je dit speciaal voor de dagpauwoog doet.  De dagpauwoog is een standvlinder, wat wil zeggen dat de vlinder in het zelfde gebied blijft. Toch kan de soort tot tientallen kilometers zwerven, waarbij de dieren vooral met de wind mee worden gevoerd en niet gericht trekken zoals bijvoorbeeld de atalanta.

De dagpauwoog is een vrij grote vlinder die een vleugelspanwijdte of vlucht van 50 tot 60 millimeter bereikt. Net als bij andere vlinders bestaat het lichaam uit drie delen en beschikt het dier over twee paar vleugels en drie paar poten. De vlinder heeft twee grote antennes, die relatief lang en zwart van kleur zijn. De antennes zijn dun en sprieterig en hebben een opvallend, tonvormig uiteinde dat aan de bovenzijde wit van kleur is. De antennes zijn belangrijke zintuigen om voedsel en een partner op te sporen.

Lichaamskenmerken van de dagpauwoog:

I = Voorvleugel
II = Achtervleugel
A = Kop
B = Borststuk
C = Achterlijf
1 = Antenne
2 = Labium
3 = Oog
4 = Vleugelwortel
5 = Voorrand of costa
6 = Vleugelpunt of apex
7 = Achterrand
8 = Binnenrand
9 = Oogvlek
Je kunt de dagpauwoog zien in april en mei en van juli tot en met september. In de winter verstopt de dagpauwoog zich onder planten, onder bladeren, in holle bomen of tussen takkenbossen. Soms zitten ze ook in schuurtjes of op een zolder. Daar blijven ze de hele winter zitten, zelfs als het sneeuwt. Zodra het in het voorjaar warm genoeg is, komt de dagpauwoog weer te voorschijn. Het is altijd één van de eerste vlinders die je ziet vliegen in het voorjaar. Ze gaan dan op een zonnig plekje zitten om op te warmen. Zodra het weer kouder wordt, verdwijnen ze weer.


Omdat ik nog geen rupsenfoto’s heb, is de bovenstaande foto geleend van: http://raymsfotosite.weblog.nl/vlinder_fotos/dagpauwoog-rups/

Mannetjes verdedigen een territorium op een zonbeschenen plaats. Als zich een vrouwtje aandient wordt dit achtervolgd, waarna de paring kan plaatsvinden. Na de paring zet het vrouwtje eitjes af op de brandnetel en zijn er de rupsen van mei tot juni. In warme jaren ontwikkelt zich een tweede generatie waarvan de rupsen te zien zijn van juli tot september. De vlinder zet in totaal ongeveer 800 tot 1000 eitjes af in groepjes van 50 tot enkele honderden exemplaren, vrijwel uitsluitend op de brandnetel.

De dagpauwoog is een schuwe soort die zich moeilijk laat benaderen. Met enig geduld zie je dat je toch genoeg foto’s kunt nemen.  Met een beetje mazzel landen ze zelfs op je wandelschoenen.

En de hele brutale kunnen op je spijkerbroek gaan zitten. Wel wat lastiger fotograferen, maar je hebt ze wel lekker dichtbij.


In rust worden de vleugels tegen elkaar geklapt boven het lichaam, zodat de vlinder sprekend lijkt op een dor blad. De donkere vleugeladering (die gelijkenis vertoont met bladnerven) en de grillige donkere vlekken (die vraatsporen imiteren) versterken dit effect. Als een vlinder wordt verstoord, worden de vleugels uitgeklapt waarbij de bont gekleurde oogvlekken tevoorschijn komen. Deze dienen om dieren als vogels af te weren. Indien een vogel toch aanvalt, wordt meestal op de duidelijk zichtbare oogvlek gemikt. De vleugel kan hierdoor beschadigd raken, maar de vlinder weet vaak te ontsnappen.

De oprolbare tong is in rust niet te zien is maar kan bij het opnemen van voedsel enkele centimeters worden uitgestoken.

Van deze vlinder en haar rupsen is hieronder een mooi filmpje te zien.

Bronnen:

http://nl.wikipedia.org/wiki/Dagpauwoog

http://www.vlindernet.nl/vlindersoort.php?vlinderid=1086&vq=dagpauwoog

http://www.vlinderskijken.nl/vlinder_info/detail_vl_in_ned.asp?VlinderID=16

http://www.youtube.com/guide

Boomklever

De boomklever is één van de fraaiste zangvogels van bossen en parken. Met zijn prachtige kleuren, puntige snavel en oogstreep.

De lengte is circa 14 cm. De bovenzijde en bovenkop zijn blauwgrijs. De onderzijde is isabelkleurig met roodbruine flanken. Verder heeft hij een brede zwarte oogstreep met lichte wangen en keel. Bij het volwassen vrouwtje is de achterflank minder scherp begrensd oranjebruin. Verder is het identiek aan het mannetje. De kenmerken van de boomklever zijn zo uniek dat deze vogel met geen enkele andere vogelsoort in Nederland is te verwarren.

De boomklever (Sitta europaea) is het enige lid van de familie boomklevers (Sittidae) in de Benelux. De boomklever is een korte, dikke en actieve vogel met een krachtige puntige snavel. Hij is vrijwel in geheel Europa een tamelijk algemene standvogel.

De foto’s zijn genomen in bungalowparken in Kootwijk (Veluwe) en Vlierden (nabij Helmond N-B). Met pinda’s en zaden zijn ze eenvoudig te lokken. Het zijn slimme beesten die snel in de gaten hebben dat er iets te eten valt. Vooral de zwarte zonnebloempit viel goed in de smaak.

Boomklevers zijn de enige vogels die met evenveel gemak langs een boomstam omlaag- als omhoogklimmen en daarin onderscheiden ze zich met name van spechten en boomkruipers die alleen omhoogklimmen langs boomstammen.  Bovendien gebruiken spechten hun staart om op te steunen en dat doet de boomklever niet. Schoksgewijs verplaatst hij zich in schuine stand langs de boomstam. Met de ene klauw houdt hij zich vast en de andere klauw verplaatst hij. De vogel “kleeft” als het ware aan de stam.

De opvallende en helder klinkende roep is vaak de eerste aanwijzing van zijn aanwezigheid. Een helder fluitend ‘twiet-twiet-twiet’ en een meesachtig ‘tsit’. Bij opwinding een schel trillend ‘tirr’. De zang is een luid ‘tuwiehe-tuwiehe’. Aan zijn zang kan de boomklever eenvoudig worden herkend. Hieronder een YouTube filmpje met de stem van de vogelkenner bij uitstek Nico de Haan en de zang van de boomklever.

Het voedsel van de boomklever wordt gezocht door nauwkeurig de schors van bomen te inspecteren op insecten. Ook zaden en noten worden gegeten; boomklevers kunnen dan ook gezien worden terwijl ze verwoed inhakken op een met de poten vastgehouden vrucht. Of met een pinda uit de netjes die ik had opgehangen. Hij hamstert voedsel om de strenge winters door te komen. En wie een voedertafel in zijn tuin maakt, kan in de gebieden waar hij voorkomt van deze mooie vogel genieten. Deze energieke vogel laat zich ook niet snel verjagen door andere vogelsoorten. Dat kan een leuk schouwspel opleveren.

Bijzonder is, dat de aanwezigheid van boomklevers mede afhankelijk is van de aanwezigheid van spechten. Ze broeden namelijk in  boomgaten of spechtengaten. Soms broedt hij ook in gaten in muren of in nestkastjes. Ze bouwen het nest dus niet zelf. Met behulp van modder die hard wordt, maakt hij de nestholte kleiner, zodat alleen de vogel zelf er in kan. Ook van binnen wordt de holte met modder bekleed. De bodem wordt bedekt met stukjes schors en dorre bladeren, die gebruikt worden om de eieren af te dekken. De broedduur bedraagt circa 2 weken. Waarschijnlijk broedt alleen het vrouwtje en wordt zij tijdens het broeden door het mannetje gevoerd. Beide vogels verzorgen de jongen. Deze vliegen na 24 dagen uit. Meestal is er één broedsel per jaar, heel soms twee. Gewoonlijk bestaat het legsel uit 7 tot 9 eieren. De eieren zijn melkwit met grote bruine vlekken en grijsviolette ondervlekken.

Opvallend zijn de kleine territoria; meestal niet groter dan 1000 m². In een eenmaal gevestigd territorium blijven ze het hele jaar door en komen er alleen enigszins buiten in de winter, in een tijd van voedselschaarste. In Vlaardingen heb ik nog nooit een boomklever gezien. Ze komen vooral voor in oude bossen met eiken. Dan is het ook geweldig als ze je tijdens de vakantie kunt bekijken. Op een bungalowpark wordt er vaak gevoerd door de “stadsmensen” en zijn ze niet zo schuw. Of je nu een pindanet aan een boomtak hangt of camera, dat maakt niet veel uit.

Mijn zwager en ik miste wat licht om met een kortere tijd te kunnen fotograferen. De boomklevers waren weliswaar niet schuw, maar ze blijven razend snel. En dus lastig om scherp te fotograferen. We besloten dan ook wat stokken op een zonnige plek neer te zetten. Tot mijn stomme verbazing vloog een boomklever op de stok die ik in de grond probeerde te prikken. Vast een vogel die dacht “wie het eerst komt, het eerst eet”.

Hoewel ik in Vlaardingen nog geen boomklever heb gezien, is het in Nederland een talrijk voorkomende standvogel (een vogel die het gehele jaar in ons land blijft). Er zijn circa 20.000 broedparen geteld. Uit het onderstaande plaatje blijkt dat je de boomklever in de regio Rotterdam niet snel zal zien. Verhuizen dan maar?

Voor wie er niet genoeg van kan krijgen. Hieronder een langere film met muziek van TouTube. Natuur in eigen land, documentaire over de boomklever.

Bronnen:

Vogels van west- en midden Europa – Readers Digest (1982)
http://vogelvisie.nl/soort/boomklever.php
http://www.vogelbescherming.nl/vogels_kijken/vogelgids/zoekresultaat/detailpagina/q/vogel/16/tab/Informatie
http://nl.wikipedia.org/wiki/Boomklever
http://www.vogelwachtuden.nl/soortenbeschrijving/soort_boomklever.htm


Eekhoorn, (Europese) rode of gewone

Eekhoorns hebben een hoog knuffelgehalte. Met hun mooie pluimstaart, de pluimpjes op de oren, het klauteren in de bomen en het “hobbelen” door het bos, zijn het geliefde dieren. Als ze aan mensen gewend zijn, kunnen wilde eekhoorns de doppinda’s uit je hand eten.
De foto’s van de eekhoorns zijn genomen in “Bospark De Bikkels” nabij Helmond. In dit bugalowpark waar ik een week verbleef, zitten veel eekhoorns. Doppinda’s en vetbollen voor de vogels en eekhoorns opgehangen en neergelegd, en dan maar met de camera in de aanslag wachten. Zoals op deze pagina te zien is, werd het geduld beloond.


Hoewel de vetbollen voor de vogels waren, was deze eekhoorn er wel geïnteresseerd in. Als je zo naar zijn kop kijkt, heeft het toch iets weg van een rat. Niet zo vreemd, want het is tenslotte een knaagdier.

De wetenschappelijke benaming voor de rode eekhoorn is Sciurus Vulgaris.
De geslachtsnaam Sciurus is afgeleid van het Griekse woord skia, dat ‘schaduw’ betekent, en oura dat ‘staart’ betekent. De naam eekhoorn wil eigenlijk zeggen: dat het dier in de schaduw van zijn staart zit. Om die reden wordt hij ook wel schaduwstaart genoemd.
De rode eekhoorn behoort tot de familie van de Sciuridae (eekhoornachtigen) in de orde Rodentia (knaagdieren) van de klasse Mammalia (zoogdieren).


Ze zijn razend snel. Vanaf de grond springen ze op de tuintafel, pakken een doppinda van de tafel. Draaien ze zo, dat ze goed in hun bek zitten en verdwijnen weer om de pinda ergens te verbergen.

Natuurlijk werd er tussendoor volop van de pinda’s gesnoept.


Hoewel je het niet zou zeggen, kunnen deze grappige beestjes naar elkaar agressief zijn.  Regelmatig konden we een achtervolging aanschouwen. Vooral in de boom is dat een prachtig gezicht. Als een wervelstorm draaien ze spiraalsgewijs om de boom heen naar boven. Deze eekhoorn geniet van de doppinda’s die in de bast van de grove den zijn gedrukt.


Eekhoorns komen voor in loofbos, naaldbos of gemengd bos maar ook in tuinen, parken en houtwallen in de buurt van bos. Hun voorkeur gaat uit naar ouder bos (naaldbomen ouder dan 20 jaar en loofbomen ouder dan 40-80 jaar) omdat daar meer voedsel en nestgelegenheid is. De eekhoorn is een echte boombewoner, maar ook op de bosbodem is hij goed thuis.  Hij houdt geen echte winterslaap. De winter brengt hij door in zijn nest.


Als ze eenmaal aan mensen gewend zijn, zijn het brutale rakkers. De meest brutale liepen zelfs via de openslaande tuindeuren de bungalow in. Dat is volgens de parkbeheerder overigens niet verstandig. De eekhoorns schijnen over behoorlijk wat vlooien te beschikken.


Eekhoorns bouwen nesten van 30-50 cm doorsnede. Deze nesten maken ze in boomkronen en worden gemaakt van twijgen, zowel van loof- als naaldhout. Van binnen zijn de nesten bekleed met zacht materiaal zoals bast, gras, mos of wol. Soms gebruiken ze ook boomholtes of grote nestkasten als nestplaats. Naast één hoofdnest zijn ook vijf tot zes kleinere ‘reservenesten’ in gebruik.
Een winterslaap kennen eekhoorns niet, want ze blijven warm in hun nest en leggen voedselvoorraden aan. Wel zijn ze ‘s-winters minder actief. De voedselvoorraden worden in de zomer en de herfst aangelegd. De plek waar ze hun voorraad hebben verstopt, vergeten ze vaak, maar dankzij hun reukvermogen sporen ze die meestal weer op. Doordat eekhoorns niet alle voorraden terugvinden, dragen ze bij aan de verspreiding van boomzaden in het bos.

Met zijn staart houdt de eekhoorn zich in evenwicht. Als hij klimt, stuurt hij ermee. In het nest is het zijn deken. Als de zon schijnt, is de staart zijn parasol. De staartlengte is 16 tot 20 cm. De haren op zijn staart, die tot 10 cm lang kunnen worden, hebben in het midden een scheiding.


De voortplantingsperioden zijn van januari tot maart en van mei tot juni. Verschillende mannetjes achtervolgen éénzelfde vrouwtje en proberen met haar te paren. Na de paring leven ze weer apart. De draagtijd duurt 5-6 weken. In deze periode bouwt het vrouwtje haar kraamnest dat steviger is dan een gewoon nest. Hierna worden 2-6 kale en blinde jongen geboren. Met drie weken zijn ze behaard en na vier weken gaan de ogen open. De jongen worden tien weken gezoogd, waarna ze vrij snel zelfstandig worden. Na drie maanden worden ze door de moeder uit haar territorium gejaagd. Na tien maanden zijn de jongen geslachtsrijp. In het wild kunnen eekhoorns 7 jaar oud worden, maar meestal sterven ze jonger. De belangrijkste vijanden zijn de boommarter en roofvogels zoals de havik.


De kleuren van de gewone eekhoorn kunnen  variëren van zwart tot gelig, met allerlei tinten rood en bruin daartussen. In het park waren fel roodbruine, wat meer grijzige en ook eekhoorns die bruin-zwart waren.


De laatste foto is van deze lachende eekhoorn. Het is tenslotte een vrolijk dier waar je met veel genoegen naar kijkt. Zeker als er een aantal tegelijkertijd actief zijn.

Je kunt hieronder een filmpje van een eekhoorn van YouTube starten.

Tot slot nog een aantal kenmerken en tekeningen van skelet en anatomie.

Kenmerken Knaagdier met rode of donkerbruine vacht en pluimstaart. De buik heeft een witte vacht en de ogen zijn groot. De oren hebben pluimpjes. De 4 tenen aan de voorpoten en de 5 tenen aan de achterpoten hebben scherpe nagels.
Biotoop Eekhoorns komen voor in bossen en parken.
Verspreidingsgebied Europa en het grootste deel van Azië.
Leeftijd Tot 7 jaar.
Maten en gewicht Lengte 40 tot 64 cm met staart, weegt tot 1350 gram.
Voortplanting Twee keer per jaar: januari/maart en mei/juni; draagtijd 46 dagen; 1 tot 6 jongen
Leefgewoonte Bewegelijk dier, dat vooral in bomen leeft en in de vroeg ochtend en namiddag actief is. Legt voedselvoorraden aan in boomholten en in de grond. Houdt geen echte winterslaap.
Voedsel Eikels, noten en kegels van naaldbomen. Ook eten ze als aanvulling daarop (afhankelijk van het jaargetijde) knoppen, bladeren, bessen, paddestoelen, rupsen, vogeleieren en jonge vogels.

Bronnen:
http://www.eekhoornopvang.nl/
http://www.beesies.nl/eekhoorn.htm
http://home.scarlet.be/pcklas/199899/project/eekhoorn.html